1891: de krachten worden gebundeld
In 1891 kende de provincie Friesland zestien verschillende afdelingen. Bij elke afdeling waren tientallen vissers aangesloten. Zoveel verschillende afdelingen leverde ook een versnippering op van de bestuurskracht. Door de oprichting van de Friese Bond van Binnenvissers en de bundeling van krachten stonden de vissers sterker in hun gesprekken en onderhandelingen met provincie, waterschappen en het rijk.
Visrecht bij de bond
Elke afdeling regelde zijn eigen visrechten en verdeelde die onder de vissers. Dat betekende dat iedere visser het recht kreeg om vis te vangen op de daarvoor aangewezen plekken. In 1965 kwam daar een eind aan. In dat jaar kreeg de bond het visrecht op een groot deel van de Friese binnenwateren. De bond verdeelde die vervolgens onder de leden. Een situatie zoals die nergens anders in Nederland voorkwam. Het was een belangrijke stap om een constructief visserijbeleid te kunnen voeren.
Opsplitsing visrecht
In 1968 vond een grote sanering binnen de binnenvisserij plaats. Het visrecht werd gesplitst. De beroepsvissers kregen het recht om op paling te vissen, de hengelsport kreeg het recht om op schubvis te vissen. De splitsing betekende voor een groot aantal vissers het einde van hun bedrijf. Zij ontvingen een vergoeding uit het saneringsfonds. Aan de verdeling is een felle strijd en een politiek krachtenspel voorafgegaan waarin de Friese Bond zich klem gezet voelde en waarin zij uiteindelijk ‘vrijwillig’ voor splitsing heeft gekozen. De vloot binnenvissers kromp tot 35 vissersbedrijven.
Anno 2014 bestaat de Friese Bond van Binnenvissers uit 13 vissersbedrijven.